Raad van State zeer kritisch op voorstel wijzigingen box 3-belastingstelsel
De belastingheffing in box 3, die betrekking heeft op inkomen uit sparen en beleggen, is al geruime tijd onderwerp van discussie. Het stelsel dat uitgaat van een forfaitair rendement werd reeds tweemaal door de Hoge Raad als strijdig met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens beoordeeld. Dit oordeel leidde tot de noodzaak voor een herziening van het box 3-stelsel, met als doel een eerlijkere belastingheffing die beter aansluit bij het werkelijke rendement van belastingplichtigen.
Het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3, dat eerder al ter consultatie is aangeboden, is in juni 2024 aan de Raad van State voor advies voorgelegd. Het wetsvoorstel introduceert een nieuw stelsel waarbij belasting wordt geheven op basis van het daadwerkelijk behaalde rendement. De kern van het voorstel bestaat uit twee componenten:
- Vermogensaanwasbelasting: Jaarlijkse belasting op zowel reguliere voordelen uit vermogen (zoals rente, dividend en huur) als op de gerealiseerde en ongerealiseerde waardemutaties van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of -verlies over aandelen).
- Vermogenswinstbelasting: Voor specifieke vermogensbestanddelen, zoals onroerende zaken en aandelen in startende ondernemingen wordt een vermogenswinstbelasting geheven. Ook bij Vermogenswinstbelasting wordt jaarlijks over de reguliere voordelen geheven, maar belasting op waardemutaties wordt pas geheven wanneer de waardemutaties zijn gerealiseerd.
Voor reguliere voordelen uit onroerende zaken wordt een stelsel voorgesteld waarbij de belastingheffing afhankelijk is van het gebruik van de onroerende zaken.
Oordeel Raad van State
Op 2 december 2024 publiceerde de Raad van State zijn advies over het wetsvoorstel. De Raad van State schrijft ondermeer: “Er kleven zwaarwegende bezwaren aan het box 3-stelsel dat de regering voorstelt, onder andere op het gebied van de uitvoering. Uit de uitvoeringstoets van de Belastingdienst blijkt dat het voorstel ingrijpende gevolgen heeft voor burgers en de Belastingdienst. Het zal leiden tot slechtere dienstverlening, beperkte mogelijkheden tot vooroverleg met een belastinginspecteur en onvoldoende toezicht. Het stelsel wordt veel complexer.”
Een ander punt van kritiek betreft het uitgangspunt van budgettaire neutraliteit, waarbij het nieuwe stelsel dezelfde opbrengst moet genereren als het huidige. De Raad van State stelt dat dit de mogelijkheden belemmert om te kiezen voor een andere, mogelijk effectievere vormgeving van het box 3-stelsel. De Raad van State adviseert de regering om het wetsvoorstel niet in deze vorm in te dienen en de vormgeving van het box 3-stelsel opnieuw te bezien. Het kabinet zal het advies van de Raad moeten verwerken en mogelijk terug moeten naar de tekentafel. De invoering van een nieuw box 3-stelsel zou hierdoor wel weer eens verder kunnen worden vertraagd.