Interdepartementaal onderzoek: overheidsdoelen pensioenbeleid

Interdepartementaal onderzoek: overheidsdoelen pensioenbeleid

Gisteren berichtten we je over een interdepartementaal onderzoek (IBO) waarin is onderzocht of de pensioenopbouw in ons land in balans is. In dit vervolgbericht gaan we dieper in op de doelen die de overheid nastreeft met haar pensioenbeleid en de randvoorwaarden waarmee ze rekening heeft te houden.

In het interdepartementaal onderzoek wordt uitgegaan van een pensioenstelsel met vier pijlers, namelijk:

  • Pijler 1: AOW als basispensioen
  • Pijler 2: aanvullend pensioen als arbeidsvoorwaarde
  • Pijler 3: individuele oudedagsvoorzieningen
  • Pijler 4: individuele vermogensopbouw (vermogen box 2 en 3, met als belangrijk element vermogen in eigen woning of eigen onderneming).

Deze pijlers moeten ertoe leiden dat werkenden in Nederland een bepaald pensioen hebben als ze met pensioen gaan.

Doelen overheidsbeleid
Het beleid dat de overheid voert is gericht op de volgende doelen:

  • Het voorkomen van armoede door ouderen te voorzien in een minimuminkomen waarvan men kan rondkomen. Om armoede onder ouderen te voorkomen financiert de overheid een basispensioen (AOW).
  • Het faciliteren van het behoud van de levensstandaard bij pensionering. Uitgangspunt hierbij is het gelijkmatig verdelen van inkomsten en uitgaven over de levensloop. Dit betekent dat een pensioenpremie de consumptie tijdens de werkzame periode niet te veel mag beperken. Overstimulering (via fiscale facilitering) van de pensioenopbouw kan ervoor zorgen dat de huidige levensstandaard onder druk komt te staan. Dat ‘oversparen’ nu voorkomt, kan volgens de onderzoekers gezien worden als een uitkomst van overheidsfalen.

Randvoorwaarden
Bij de uitvoering van het pensioenbeleid heeft de overheid volgens de onderzoekers rekening te houden met de volgende randvoorwaarden:

  • Het bewaken van een gelijk speelveld tussen verschillende typen werkenden, o.a. door concurrentie op pensioen tegen te gaan. Om deze reden geldt er in sommige bedrijfstakken een verplichte pensioenregeling of geldt een verplichte regeling voor sommige beroepsgroepen. De onderzoekers constateren een ongelijk speelveld tussen typen werkenden als het gaat om werknemers en zelfstandigen.
  • Het zorgdragen voor een financieel houdbaar pensioenstelsel. De AOW, inkomensondersteuning voor ouderen en de fiscale facilitering leveren de maatschappij veel op, maar kost de overheid ook veel geld. Dit moet in verhouding tot elkaar blijven staan.
  • Het zorgdragen voor macro-economische stabiliteit. Veel niet-liquide pensioenbesparingen hebben tot gevolg dat huishoudens minder goed bestand zijn tegen inkomensschokken tijdens het werkzame leven. Dit zorgt ervoor dat consumptie en investeringen minder goed op peil gehouden kunnen worden bij macro-economische tegenslagen.

De onderzoekers wijzen op de keuze die de overheid heeft in het bepalen hoever ze wil gaan in het behalen van de doelen, gegeven de randvoorwaarden. Bijvoorbeeld meer specifiek tot welk inkomensniveau de overheid fiscaal wil ondersteunen in de pensioenopbouw.