Uitstel bedrag ineens tot 1 juli 2026 lijkt het meest realistisch
In de beantwoording van vragen van de Eerste Kamer (Wetsvoorstel herziening bedrag ineens) stelt minister Van Hijum dat uitstel van de mogelijkheid om een bedrag ineens op te nemen per 1 juli 2026 het meest realistisch is. Het is namelijk van belang dat uitvoerders en (gewezen) deelnemers zich goed kunnen voorbereiden op de keuzemogelijkheid van bedrag ineens. En ook uitvoerders hebben voldoende tijd nodig om de keuzemogelijkheid te implementeren. De regering heeft ook oog voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel die een groot beslag legt op de beschikbare tijd bij pensioenuitvoerders.
Op dit moment onderzoekt de regering of uitstel wenselijk is en zo ja, naar welke datum. Een besluit is nog niet genomen. Uitstel heeft budgettaire gevolgen. Invoering van een bedrag ineens levert namelijk een belastingopbrengst op en uitstel ervan leidt dus tot een derving van belastinginkomsten (ca. €25 miljoen per jaar). Het meest aangewezen moment om over het uitstel te besluiten is tijdens de voorjaarsbesluitvorming over de Rijksbegroting.